Als ik naar mijn dochter kijk, zie ik hoe enorm sterk mijn vrouw is. Hoe ze me ’s nachts nog even liet slapen terwijl haar vliezen gebroken waren en er al over weeën met regelmaat sprake was. Hoe we ’s ochtends tussen de weeën door dan maar aan de meegeefgeschenkjes begonnen. Dat hadden we wat laten liggen want ze ging pas 4 januari ten vroegste er zijn en een eerste komt altijd wat later. Toegegeven, ik was er bijna zeker van dat ze er vroeger ging zijn. ‘Als ze een beetje op haar vader lijkt, gaat ze zeker op tijd komen! Ik haat mensen die te laat komen!’
Rond de middag trokken we naar Sint Jan – Ket! – en doken we de verloskamer in. Alles ging vlot, voor het donker was ze er zeker – dat bleek in zomertijd gerekend. 3 uur lang heeft ze uiteindelijk geperst om ons minimensje op aarde te zetten. Uitgeput, kapot, op een andere wereld… alle pijn verbijtend. Oermoeder-instinct.
‘Nog een paar keer!’
‘Dat zeggen jullie al drie uur!!!’
Ik bemiddelend: ‘Dat is wel waar eh mevrouw.’
Toen ik uiteindelijk een been mee moest vastklemmen en wat meer zicht op de zaak had, kon ook ik met veel enthousiasme meebrullen dat het bijna geflikt was. Of het door mijn geschreeuw kwam weet ik niet, maar een paar krachtinspanningen later lag onze dochter op Sofie’s buik. Gewoon wat perfect te wezen.
Als ik naar mijn dochter kijk, zie ik de tranen over mijn wangen rollen nadat ik Frances voor het eerst zag. Wat zich vroeger beperkte tot wat schopjes door mama’s buik, liet zich nu in haar volle glorie aanschouwen. Ze is superknap en alles zit erop en eraan. Het voelde of er een kraan met emoties werd opengedraaid terwijl alle loodgieters op een conferentie zaten, in Brazilië. Zelf al meer dan een decennium vaderloos zijn en dan je eigen vlees en bloed vasthouden. Het doet wat met je. Tegen dat ik mijn zuster aan de lijn had, kreeg ik niet veel meer dan ‘ja’ en ‘neen’ door mijn strot geperst.
Als ik naar mijn dochter kijk, zie ik mijn (schoon)familie thuis opdagen met zakken vol klaargemaakt eten dat enkel even opgewarmd moet worden. Vroeger nooit aan gedacht, het eerste wat ik zelf zal langsbrengen als er nog eens iemand in mijn nabije omgeving een kleine krijgt. Ik zie hen rond Fran gaan staan en trots kijken. Ik zie in de ene ooghoek een kom chips rondgaan en in de andere Frannepan terwijl er officieel – met verschillende controleorganen – getimed wordt zodat ze evenlang in ieders liefdevolle armen mag liggen.
Als ik naar mijn dochter kijk, zie ik mijn vrouw nogmaals boven zichzelf uitstijgen. Zie ik haar rustig blijven proberen om onze Frangipan midden in de nacht, heel het huis bij elkaar schreiend, toch maar aan die borst aangelegd krijgen. Terwijl ik ernaast lig al mijn vingers in mijn oren probeer te persen en me afvraag hoe ik ooit terug ga kunnen gaan werken zonder al slapend tegen een vangrail te knallen, blijft zij rustig om onze Franny naast melk good vibes door te geven.
Als ik naar mijn dochter kijk, zie ik een hulpeloos wezen liggen. Mijn hulpeloos wezen. Ik mag haar knuffelen, kussen, in slaap wiegen, wakker maken – om zeker te zijn dat ze nog ademt, verversen… Ze is het mooiste wat ik ooit zag en verdient niets minder dan mijn onvoorwaardelijke liefde.
Als ik naar mijn dochter kijk, zie ik mij(n), papa.