De reportage over Molenbeek: Een ongestilde honger

De verwachtingen waren hoog voor de reportage over Molenbeek die “miljoenen Amerikanen” gingen zien, maar in werkelijkheid werd er weinig nieuws in verteld.

CBS News: I lost my son to radicals

Mevrouw Schepmans schuift de hete aardappel door tot op federaal niveau, waar ze hem onmiddellijk weer terugspelen: “We hebben een lijst gestuurd met geradicaliseerden in je gemeente, hou het in de gaten en doe er iets aan” is eigenlijk wat men zegt.

Ook, volgens burgemeester Schepmans, is het hoge aantal geradicaliseerden in Molenbeek te verklaren omdat er “veel Marokkanen wonen” die uiteraard Moslim zijn.  Ik weet eigenlijk niet goed wat ik van deze uitspraak moet denken.

Misschien zou het helpen als de burgemeester wat meer zou inzetten op integratie. Maar dan zou het wel helpen moest ze zelf het voorbeeld zijn van een burgermoeder die haar inwoners samenbrengt. In een artikel dat dateert van december 2013 vertelt ze hetvolgende.

“Ik heb wel kritiek op mensen die niet aan onze samenleving willen deelnemen, maar ik spreek zelf geen Nederlands.” Schepmans’ familie is nochtans afkomstig uit Aarschot.

Wie haar ooit in het Nederlands heeft aangeschreven, zal kunnen beamen dat daar niet op geantwoord wordt. Of misschien is enkel mijn mail achter de server gevallen.

Voor mij blijft het altijd hetzelfde schrijnend Belgische liedje: We geven macht aan mensen die de moed niet hebben om ze aan te wenden. De angst om te falen en de macht kwijt te raken werkt verlammend. In plaats daarvan spelen ze verstoppertje achter de talloze structuren die de Belgische staat telt of wijzen ze met de vinger naar andere instanties die evenzeer verantwoordelijk kunnen zijn. Ze kunnen evengoed naar een spiegel staan wijzen, die wijst ook terug. Of het nu gaat om een geradicaliseerden, een brug, opvang van vreemdelingen…

En de burger, die richt zelf een hulpgroep op of organiseert inderhaast de vluchtelingenopvang terwijl ie bij zichzelf denkt: ‘Wie zal me bij de volgende verkiezingen liggen hebben?’

Beter een goede buur, dan een verre vriend.

Wie op maandag al eens naar de televisie kijkt, heeft mogelijkerwijs Lidewij Nuitten’s rubriek in Iedereen beroemd gezien waarin ze tracht elke bewoner van haar straat te bezoeken.  Elke week opnieuw toont ze dat het inderdaad beter is een goede buur te hebben dan een verre vriend. “Heel mooi om naar te kijken”, denk je dan, maar wie brengt zoiets ooit in de praktijk?

Toen ik twee jaar geleden een appartement kocht en er mijn intrek nam, waren twee negatieve aanvaringen genoeg voor mij om alle buren te categoriseren als oude, zure mensen. De manier waarop men mij kwam vertellen hoe het hen stoorde dat ik mijn Vespa parkeerde op – het uiterste hoekje van – hun parking was ronduit boertig. “Zet hem maar op straat. Allicht gaan ze hem pikken, maar ja, zo is het hier nu eenmaal…”
De toon was gezet en vanaf dat moment kruisten we elkaar in de gang met elkaar doodbliksemende ogen.

De opeenstapeling van calamiteiten in mijn appartementsgebouw (dubbel waterlek – dubbele inbraak met geweld) vond haar hoogtepunt in een rumoerige assemblée générale. Omwille van de inbraken waren vele ouderen in paniek. Er moesten snel enkele beslissingen genomen worden en er moest opvolging gebeuren van deze beslissingen op korte en lange termijn. Ik stelde onder lichte dwang mijn kandidatuur en deze werd wonderwel aanvaard.

Naast zelf wat kleine werkjes uitvoeren aan het gebouw, was een werkpunt een lijst maken van de contactgegevens van de eigenaars en hun eventuele huurders. Je kan het je haast niet inbeelden dat zulk een lijst niet bestaat. Het werd me helaas pijnlijk duidelijk toen ik niet zo lang geleden met mijn vingers mijn chauffage aan het dichthouden was en besefte dat ik op geen enkele manier een buur vanop afstand kon bereiken.
Ik stelde een mail op – mooi in het Frans – die positief beantwoord werd. Bij de meesten ging ik persoonlijk nog even langs om te kijken of er nog extra gegevens waren die ik kon noteren. Ik werd plots uitgenodigd in hun appartementen en verhalen over vroeger en nu kwamen boven. Het ene bezoek duurde 5 min, een ander 20.

Vandaag begroeten mijn buren en ik elkaar vriendelijk.  Houden we de liftdeur open, stellen we voor om deze te delen en wordt er al eens een praatje gemaakt wanneer we iets meer tijd hebben. En al wat daarvoor nodig was, was een klop op de deur, jezelf voorstellen en laten weten dat als er iets is, ze altijd mogen langskomen. Dat we daar niet eerder op zijn gekomen!

Het “échte” Sint-Jans-Molenbeek

Er is de laatste dagen, weken en maanden een pak gezegd & geschreven over de gemeente waarin ik ’s ochtends wakker word en ’s avonds onder de wol kruip.

De ene reporter noemde Molenbeek “de Jihadistische hoofdstad van Europa”, een andere sprak over “No-go zones voor de lokale politie” terwijl onze minister luidkeels verkondigde dat hij “het wel zou opkuisen”, alsof daarmee alle miserie onmiddellijk in de kiem gesmoord zou worden.
Tegelijkertijd werd het geduld van de inwoners van deze stad meermaals op de proef gesteld wanneer zij onverrichter zake moesten omkeren van het postkantoor omdat de ganse straat werd afgesloten voor alweer een huiszoeking waar niets werd gevonden maar met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid een aanslag mee werd vermeden.

Gelijktijdig hielden meer dan 2000 mensen een stille actie om het blazoen van de stad wat op te poetsen. De deelnemers brandden kaarsen, hielden een minuut stilte en toonden tekeningen.  Uiteraard niet voordat ze door een hen omringende, indrukwekkende politiemacht uitgebreid gefouilleerd werden, wat dan weer haaks stond op boodschap die ze naar de wereld wilden overbrengen, alsof alles er peins en vree is.

Molenbeek-3-960x609

Nu de storm wat is gaan liggen en steeds meer mensen weer het kanaal durven over te steken – alea iacta est! – schieten de goede bedoelingen als paddenstoelen uit de grond.  Zo kampeert Eric Goens drie maanden in Molenbeek om verslag te doen over hoe het er hier écht aan toegaat terwijl mijn buurman hier al 84 jaar woont en hij bijna uit de lucht viel bij zoveel onheil.

Zo werd ik niet zo lang geleden aangesproken door een fotograaf. Of ik hem wou helpen het échte Molenbeek in kaart te brengen. Hijzelf (20) woont sinds een jaar in Brussel maar komt af en toe in Molenbeek en is het beu dat “wannabe-insiders/locals”  – zoals ikzelf nu? – er een oordeel over vellen.  Wie ben ik om een échte Brusselse voyeur, want dat is ie toch wel, wat inside information over mijn stad te ontzeggen.

Rond Kerstmis bezorgden mijn vriendin & ik alle 16 buren een niet religieus geïnspireerd kaartje.  We kregen een bedanking van de familie Medjou en een kaartje van onze, u ondertussen welbekende, 84 jarige buurman.
Kerstmis vierden we bij onze families buiten Brussel.  Toen we afscheid namen, zag ik de onzekerheid in hunner ogen, alsof ze wilden zeggen ‘wees toch maar voorzichtig daar’, alsof ze in de ogen keken van hun zoon die weldra terug naar het front zou trekken.
Eens thuisgekomen stond ik op oudejaarsdag met mijn duimen het water van de radiator tegen te houden omdat het verluchtingsventiel was losgekomen. U moet weten dat hier in Molenbeek veelal oude gebouwen staan en niemand staat te springen om hier te investeren in nieuwbouw. Gelukkig heb ik als (ex-)Vlaming met alle slaagkans de slagkracht om een specialist te bellen. Het leeuwendeel van de Molenbekenaren, die zelden boven de armoedegrens leven, zouden wel eens kunnen vallen over de forfaitaire 180 euro die de loodgieter aanrekende.  Al moet ik wel zeggen blij te zijn dat de verbouwingen van het Karreveld kasteel net zijn afgerond en de gemeente toch investeert in cultuur. Al is die niet voor iedereen even evident.
Tussendoor trek ik – bijna dagelijks – naar de winkel. Ik wissel nogal eens af tussen onze Westerse grootwarenhuizen en de meer Oosterse bakkerijen, slagers en buurtwinkels. Verandering van spijs doet eten, weet je wel.
Een pintje drinken ’s avonds doe ik meestal, net zoals jij, in het centrum van onze grootstad.  Deels omdat het gros van de horeca enkel thee of koffie schenkt, deels omdat het andere deel van de horeca eerder gefrequenteerd wordt door mannen die doorgaans twee generaties ouder zijn dan ik. Goeie mannen, daar niet van. Zo belden ze laatst tot driemaal toe de politie vanuit café om te melden dat mijn portefeuille al een hele nacht en ochtend zichtbaar in mijn auto lag, met het passagiersraam volledig naar beneden.  De eerste twee keer antwoordde de politie trouwens dat als ze kwamen, het dan was om mij een boete voor uitlokking te geven. Ik weet niet of ik even geduldig en oprecht zou geweest zijn om nog een derde maal te bellen. Zij wél dus, waardoor ik dus af en toe Le vieux Karreveld binnenwandel en met de mannen een pintje drink.

Zaterdagavond kwamen we thuis – van alweer een faknipmiliefeest – om de politie een sporenonderzoek te zien doen bij onze bejaarde onderburen. Twee volwassen mannen, vermomd als pizzabezorger, beroofden hen met geweld op klaarlichte dag.  Zij geloofden waarschijnlijk, net zoals jij, dat in het échte Molenbeek mensen nog onbaatzuchtig hun pizza zouden schenken aan een bejaard koppel dat vriendelijk bij elke vluchtige ontmoeting ‘Bonjour monsieur, comment allez-vous?’ met de glimlach over de lippen laat rollen.

Om maar te zeggen dat het leven nergens zwart – wit is, zelfs niet in Molenbeek.  Maar dat is niet wat de fotograaf wil horen.  Hij wil een positieve boodschap brengen. Een boodschap van hoop, van hoop op verandering.
Ik hoop ook. Ik word ook blij van alle mensen die zich voor wie/wat dan ook positief willen inzetten hier in Molenbeek.  Maar ergens vind ik dat wanneer je een beeld wil schetsen van onze gemeente, je het volledige plaatje moet schetsen.  Eentje waarin nieuwe lijntjes moeten getekend worden, en waarin die lijntjes opnieuw moeten ingekleurd worden, tot we een plaatje hebben waar we fier op kunnen zijn.
En dan bedoel ik vooreerst de mensen die hier ’s avonds onder de wol kruipen en ’s morgens weer wakker worden.