Toen ik vader werd

Als ik praat met 50 plussers over mijn nakend vaderschap, merk ik dat het vaderschap 30 jaar geleden startte op het moment waarop de baby het geboortekanaal verliet. Met de gynaecoloog werd tussen de 8ste en 9de wee voor het eerst van hand gewisseld, een eerste baby werd na de geboorte wat onhandig op de arm gelegd en snel weer ingewisseld voor de vertrouwde aktetas omdat “je voor een baby toch niet thuisblijft – want is het niet de taak van de vrouw om daarvoor te zorgen!”

Tegenwoordig zijn wij, nakende vaders, een pak meer betrokken in het productieproces van onze spruit.  Tijdens het eerste gynaecoloogbezoek zat ik bijvoorbeeld met een smile van oor tot oor en verwachtingsvolle blik, op het puntje van mijn stoel, naar een man in witte jas te staren, terwijl ie met zijn vingers in mijn vrouw zat te woelen: ‘En, wat denk je?’  Absurd!

Iets later krijg je een hartslag te horen die qua tempo Usain Bolt moeiteloos klopt in de sprint, waarop dezelfde man in wit pak bromt ‘perfect normaal’.  Daarna toont ie wat abstracte vlakken – zonder verdere uitleg – en worden er maten opgenomen en genoteerd.  ‘Zo, dat is dan 75 euro. Kom binnen 3 maand nog eens terug.’

‘Ja maar, dat is wel mijn baby hoor die daarin zit. Zou je mij niet liever vertellen hoeveel tenen en vingers eraan hangen? Of alles wat toe moet zijn toe is en omgekeerd? Hoe, in alle jaren dat je in het vak zit, je nog nooit zo’n geweldige foetus hebt gezien en hoe onmiskenbaar ik daar dan de vader van moet zijn?’

Niets van dat.

Om mij niet compleet nutteloos te voelen de maanden tot aan de geboorte, leg ik me er dan maar op toe het huis dat we gekocht hebben in piekfijne staat op te leveren tegen eind december. Zo kan de baby, wanneer ze – het is een meisje-  twee dagen na haar geboorte het ziekenhuis verlaat en voor de eerste keer – buiten de baarmoeder – thuiskomt, onmiddellijk vaststellen dat haar vader geen luiwammes is en toch ook zijn steentje heeft bijgedragen aan de zwangerschap. Ik zal haar dan vertellen hoe ik het kapot stuk gyproc in haar kamer vervangen heb, maar haar toch vragen die specifieke plaats te ontzien in de toekomst omdat het toch ook wel de eerste keer was dat papa dit gedaan heeft. Verder zal ik haar uitleggen dat de badkamervloer ooit bruin was, maar dat mama wit toch beter vond en dat papa dat dan zonder morren gefixt heeft. Piece of cake. Ik zal haar zeggen dat ik alle lampen op de binnenkoer vervangen heb en dat ze die later mag aandoen – ook als ze te laat thuiskomt – want ik zou niet willen dat ze in het donker van de betonnen trap schuift en haar snoetje openvalt. Ik zal haar ook vragen om toch voorzichtig te zijn met elektriciteit want dat de laatste keer dat papa eraan hing toch wel een indruk had nagelaten.  Tenzij haar oververhitte hartslag ineens naar beneden valt, dan mag het eventueel wel, maar dat moeten we eerst vragen aan de brombeer in zijn witte jas.

Ik zal haar niet zeggen dat ik soms uitgeput ’s avonds in de zetel plofte waar haar mama al lag te slapen en dacht ‘tsss, en ik zal hier maar werken’.

Ik zal haar wel zeggen dat ik haar mama een pak zelfverzekerder zag worden. Een pak sterker, zelfbewuster. Elke seconde een beetje meer moeder. Een beetje minder aan zichzelf denkend en een beetje meer aan haar. Dat zag ik allemaal in dat moment, terwijl zij, jouw moeder, lag te slapen. Tot jij het natuurlijk weer nodig vond haar een trap in de buik te geven – het zal haar leren mij zo laten werken!
Wat ga jij toch een geweldige mama hebben. Of beter, wat gaan wij toch een geweldige mama hebben!

O ja, de brombeer met de witte jas, hebben we dan toch maar vervangen door bromberin met witte jas.

Het was geen zicht.

Zo Vader, Zo Zoon – Gildebroeders over de bestaansgrenzen heen.

Als lagere schoolkind herinner ik me levendig hoe er op eerste vrijdag voor Sinterklaas een bende Halenaars zich als apostelen rond een Sinterklaas schaarden en zich, zittend in een open bus, door een traktor langs het groene hekwerk van onze school lieten slepen.  De Sint bracht ons een bezoekje en de mannen wierpen ons appelsienen toe.

Dat het doorzetters waren, bewezen ze door ook op zaterdag in dezelfde kar, met dezelfde Sint, achter dezelfde traktor het grondgebied van Halen te doorkruisen.  Toch was er iets anders. Er was meer lawaai, en waar we gisteren nog appelsienen toegeworpen kregen, stonden we vandaag in de vuurlinie van een bezeten appelsienenpeloton.

Het was pas enkele jaren later dat mijn vader trots aankondigde dat hij door onze burgervader – en goede buur – was voorgedragen om gildebroeder te worden in de Koninklijke Sint-Barbaragilde, die zijn ontstaan vond in 1643. Oorspronkelijk werd zo’n gilde opgericht om de stad met pijl en boog te verdedigen wanneer ze werd aangevallen. Aanvankelijk waren schietoefeningen het hoofddoel van de schuttersgilden, maar het zou geen mannengilde waardig zijn als ze zich niet al snel vanaf de 17e eeuw ontwikkelden tot feestverenigingen.  Hoe en waarom deze gilde uitgroeide tot een Sint Niklaasgilde is niet geweten aangezien tijdens de u welbekende ‘Slag der Zilveren Helmen’ alle archieven vernietigd werden.  Dat de Duitsers hier specifiek  Halen voor binnengevallen waren bewijst ook het belang van de gilde.
Wat wel nog overgebleven is, is de militaire hiërarchie. Zo hebben we een Koning, die deze titel voor het leven mag dragen.  Bij zijn heengaan nemen alle confraters de pijl en boog ter hand en schieten ze op de staande wip totdat er iemand, meer door toeval dan kunde, de hoofdvogel afschiet. Deze persoon mag zich levenslang, althans door zijn confraters, met Koning laten aanspreken.

Maar dus, een testavond later overleefde mijn vader de stemming van gelijken en mocht hij toetreden tot de gilde.  De toetreding vereiste echter wél dat de regels van de gilde nauwlettend gevolgd werden. Ze allemaal vermelden zou ons te ver leiden, maar om je een idee te geven krijg je de belangrijkste:

  • Tijdens de rondrit bezoeken we het huis van elke confrater, alwaar we minstens één jenever drinken.
  • De Sint gaat telkens eerst binnen – en buiten – wanneer we een confrater bezoeken.
  • Na de rondrit wordt iedereen, met partner, verwacht op het avondbal stipt om 20.00
  • Nieuwe confraters leggen op dat bal de eed af, door trouw te zweren aan de gilde en staande op een stoel een tinnen pot bier op één been ad fundum te ledigen.

Eén en anders zal u als lezer al beginnen dagen. Bijvoorbeeld waarom de appelsienen op zaterdag gesmeten werden in plaats van gegeven.

Zo kwam het dus dat mijn vader zijn tweede studententijd beleefde, terwijl ik aan mijn eerste termijn bezig was.  Helaas overleed mijn vader tien jaar geleden veel te plots en veel te vroeg.  Het laatste wat we voor enige tijd van de gilde zagen, was dat zijn kist de kerk uitgedragen werd door zijn gildebroeders.  Een blijk van respect die, zo leerde ik recent, in de regels van de gilde staat.

Tot ik deze zomer werd uitgenodigd door zijn broeders. Ze wilden verjongen, ze zochten vers bloed.  Over mij zou zelfs niet gestemd hoeven te worden, gezien ik als zoon van een gildebroeder zonder stemming zou toegelaten worden tot de gilde.  Ik heb er toch even over moeten nadenken, want los van alle folklore, is het toch op de lappen gaan met de vrienden van je vader. Maar mijn vader was een fijne mens, dus zijn vrienden zouden dat ook wel zijn en dus besloot ik mezelf laten voor te dragen door de hoofdman, de ex-burgervader van Halen, de man die mijn vader een twintigtal jaren eerder dezelfde eer had laten gevallen.  Samen met 7 andere nieuwe confraters deden we onze eerste rondrit, dronken we onze eerste jenevers, hieven we onze eerste liederen aan en werden we na een dag op sterk water verwacht op het avondbal waar onze toetreding zich zou voltrekken.  Ik werd op deze dag meermaals aanzien voor mijn vader. Maar ik zag ook de emotie die dat bij mijn confraters losmaakte en terwijl mijn hoofd warm werd van de jenever, werd mijn hart warm van de oprechte vriendschap waar de gilde voor staat.

simon papa

Met trots stond ik dus zo rond de klok van 23.00 op één been op een stoel met een tinnen pot in mijn hand, dezelde als die waaruit mijn vader zoveel jaar geleden zijn lot bezegelde en werd ik tien jaar na zijn overlijden naast zijn zoon ook zijn broeder en confrater.

En zo komt het dat ik, overal waar ik binnenkom, twee appelsienen te geef heb papa. Eén van mij, en één van jou.

IMG_5498.JPG