Er is de laatste dagen, weken en maanden een pak gezegd & geschreven over de gemeente waarin ik ’s ochtends wakker word en ’s avonds onder de wol kruip.
De ene reporter noemde Molenbeek “de Jihadistische hoofdstad van Europa”, een andere sprak over “No-go zones voor de lokale politie” terwijl onze minister luidkeels verkondigde dat hij “het wel zou opkuisen”, alsof daarmee alle miserie onmiddellijk in de kiem gesmoord zou worden.
Tegelijkertijd werd het geduld van de inwoners van deze stad meermaals op de proef gesteld wanneer zij onverrichter zake moesten omkeren van het postkantoor omdat de ganse straat werd afgesloten voor alweer een huiszoeking waar niets werd gevonden maar met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid een aanslag mee werd vermeden.
Gelijktijdig hielden meer dan 2000 mensen een stille actie om het blazoen van de stad wat op te poetsen. De deelnemers brandden kaarsen, hielden een minuut stilte en toonden tekeningen. Uiteraard niet voordat ze door een hen omringende, indrukwekkende politiemacht uitgebreid gefouilleerd werden, wat dan weer haaks stond op boodschap die ze naar de wereld wilden overbrengen, alsof alles er peins en vree is.
Nu de storm wat is gaan liggen en steeds meer mensen weer het kanaal durven over te steken – alea iacta est! – schieten de goede bedoelingen als paddenstoelen uit de grond. Zo kampeert Eric Goens drie maanden in Molenbeek om verslag te doen over hoe het er hier écht aan toegaat terwijl mijn buurman hier al 84 jaar woont en hij bijna uit de lucht viel bij zoveel onheil.
Zo werd ik niet zo lang geleden aangesproken door een fotograaf. Of ik hem wou helpen het échte Molenbeek in kaart te brengen. Hijzelf (20) woont sinds een jaar in Brussel maar komt af en toe in Molenbeek en is het beu dat “wannabe-insiders/locals” – zoals ikzelf nu? – er een oordeel over vellen. Wie ben ik om een échte Brusselse voyeur, want dat is ie toch wel, wat inside information over mijn stad te ontzeggen.
Rond Kerstmis bezorgden mijn vriendin & ik alle 16 buren een niet religieus geïnspireerd kaartje. We kregen een bedanking van de familie Medjou en een kaartje van onze, u ondertussen welbekende, 84 jarige buurman.
Kerstmis vierden we bij onze families buiten Brussel. Toen we afscheid namen, zag ik de onzekerheid in hunner ogen, alsof ze wilden zeggen ‘wees toch maar voorzichtig daar’, alsof ze in de ogen keken van hun zoon die weldra terug naar het front zou trekken.
Eens thuisgekomen stond ik op oudejaarsdag met mijn duimen het water van de radiator tegen te houden omdat het verluchtingsventiel was losgekomen. U moet weten dat hier in Molenbeek veelal oude gebouwen staan en niemand staat te springen om hier te investeren in nieuwbouw. Gelukkig heb ik als (ex-)Vlaming met alle slaagkans de slagkracht om een specialist te bellen. Het leeuwendeel van de Molenbekenaren, die zelden boven de armoedegrens leven, zouden wel eens kunnen vallen over de forfaitaire 180 euro die de loodgieter aanrekende. Al moet ik wel zeggen blij te zijn dat de verbouwingen van het Karreveld kasteel net zijn afgerond en de gemeente toch investeert in cultuur. Al is die niet voor iedereen even evident.
Tussendoor trek ik – bijna dagelijks – naar de winkel. Ik wissel nogal eens af tussen onze Westerse grootwarenhuizen en de meer Oosterse bakkerijen, slagers en buurtwinkels. Verandering van spijs doet eten, weet je wel.
Een pintje drinken ’s avonds doe ik meestal, net zoals jij, in het centrum van onze grootstad. Deels omdat het gros van de horeca enkel thee of koffie schenkt, deels omdat het andere deel van de horeca eerder gefrequenteerd wordt door mannen die doorgaans twee generaties ouder zijn dan ik. Goeie mannen, daar niet van. Zo belden ze laatst tot driemaal toe de politie vanuit café om te melden dat mijn portefeuille al een hele nacht en ochtend zichtbaar in mijn auto lag, met het passagiersraam volledig naar beneden. De eerste twee keer antwoordde de politie trouwens dat als ze kwamen, het dan was om mij een boete voor uitlokking te geven. Ik weet niet of ik even geduldig en oprecht zou geweest zijn om nog een derde maal te bellen. Zij wél dus, waardoor ik dus af en toe Le vieux Karreveld binnenwandel en met de mannen een pintje drink.
Zaterdagavond kwamen we thuis – van alweer een familiefeest – om de politie een sporenonderzoek te zien doen bij onze bejaarde onderburen. Twee volwassen mannen, vermomd als pizzabezorger, beroofden hen met geweld op klaarlichte dag. Zij geloofden waarschijnlijk, net zoals jij, dat in het échte Molenbeek mensen nog onbaatzuchtig hun pizza zouden schenken aan een bejaard koppel dat vriendelijk bij elke vluchtige ontmoeting ‘Bonjour monsieur, comment allez-vous?’ met de glimlach over de lippen laat rollen.
Om maar te zeggen dat het leven nergens zwart – wit is, zelfs niet in Molenbeek. Maar dat is niet wat de fotograaf wil horen. Hij wil een positieve boodschap brengen. Een boodschap van hoop, van hoop op verandering.
Ik hoop ook. Ik word ook blij van alle mensen die zich voor wie/wat dan ook positief willen inzetten hier in Molenbeek. Maar ergens vind ik dat wanneer je een beeld wil schetsen van onze gemeente, je het volledige plaatje moet schetsen. Eentje waarin nieuwe lijntjes moeten getekend worden, en waarin die lijntjes opnieuw moeten ingekleurd worden, tot we een plaatje hebben waar we fier op kunnen zijn.
En dan bedoel ik vooreerst de mensen die hier ’s avonds onder de wol kruipen en ’s morgens weer wakker worden.
Een gedachte over “Het “échte” Sint-Jans-Molenbeek”